Overig

Overig

KC22-003 06 februari 2022

Uitspraak onafhankelijke klachtencommissie Wvggz Gelderland Midden en Zuid

 

Inzake : klager
Klachtnummer : KC22-003
Instelling : Pro Persona
Datum ontvangst klacht : 14 janauri 2022
Schorsingsverzoek : n.v.t.
Hoorzitting : 31 januari 2022
Datum uitspraak  : 7 februari 2022

 

 

Aanwezig bij de hoorzitting

[klager] (klager)

[dochter] (dochter)

 

[verweerder] (verweerder)

[verweerder] (verweerder)

 

[voorzitter] (voorzitter klachtencommissie)

[psychiater] (psychiater)  `

[lid] (lid)

 

[ambtelijk secretaris] (ambtelijk secretaris Wvggz klachtencommissie)

 

 

Juridische status

(Voortgezette) crisismaatregel

 

Klacht

Onzorgvuldig handelen

 

Procesverloop

De klachtencommissie heeft op 14 januari 2022 een klacht ontvangen inzake onzorgvuldig handelen ter voorkoming van een crisisopname. Op 17 januari zijn partijen geïnformeerd over de behandeling van de klacht en uitgenodigd voor de hoorzitting. Het verweer is op 21 januari 2022 per mail naar betrokkenen gezonden. Het verweerschrift en de voortgezette crisismaatregel zijn nagezonden op 25 januari 2022.  

De digitale hoorzitting heeft plaatsgevonden op 31 januari 2022. Bij die gelegenheid hebben partijen hun standpunt kunnen toelichten. Aan het einde van de hoorzitting heeft de voorzitter medegedeeld dat de volledige uitspraak uiterlijk op 10 februari 2022 schriftelijk naar partijen gezonden zal worden.      

 

De klachtencommissie heeft inzage gehad in de volgende stukken:

-           Ingediende klacht;

-           Verweerschrift;

-           Medische verklaring d.d. 13-10-2021;

-           Beslissing verlenen verplichte zorg d.d. 13-10-2021;

-           Crisismaatregel d.d. 13-10-2020;

-           Voortzetting crisismaatregel d.d. 18-10-2021 en 15-11-2021;

-           Intakeverslag d.d. 13-10-2021;

-           Aanzegging VZ d.d. 21-10-2021;

-           Behandelplan;

-           Decursus periode 12-10-2021 t/m 15-10-2022;

-           Rapportage VPK 14-10-2021 t/m 15-10-2022.

 

 

Termijn

Het klaagschrift bevat een klacht tegen verplichte zorg als omschreven in artikel 10:3 Wvggz. Deze klacht heeft betrekking op een beslissing waarvan het gevolg niet meer actueel is. Om die reden ziet de klachtencommissie zich gehouden binnen vier weken na ontvangst van het klachtenformulier een schriftelijke en gemotiveerde beslissing te nemen. Deze termijn loopt af op 10 februari 2022.

 

Feiten

Klager is een [leeftijd] man  bekend met een bipolaire stemmingsstoornis met maniforme en depressieve kenmerken. In het verleden is klager al eerder verplicht opgenomen. In 2018 was er voor het laatst sprake van een psychotische decompensatie.

Op 15 november 2021 is een verlengde crisismaatregel afgegeven voor de duur van 3 weken.  

 

Standpunten van partijen

Klager licht ter zitting toe dat hij tijdens zijn opname bij Pro Persona geprobeerd heeft te ontsnappen door over een hek te klimmen. Hij is hierbij ernstig ten val gekomen. Er was geen toezicht op dat moment aldus klager. Klager heeft hierdoor serieuze schade opgelopen. Het lopen gaat moeizaam, hij kan zijn rechterhand niet gebruiken en is zeer vergeetachtig. Er zijn nog onderzoeken gaande om de situatie duidelijk te krijgen. Deze week heeft de geriater laten weten dat de klachten echt te maken hebben met de val en niet veroorzaakt worden door ouderdomsklachten of een herseninfarct. Zijn dochter vult aan dat er niet goed voor haar vader gezorgd is. Klager liep weg vanuit de medium care, werd door dochter uit een bos gehaald, waarna hij werd opgenomen op de high care afdeling.

Zij heeft bij de intake al verteld dat haar vaker, vanuit traumatische ervaringen in het verleden, altijd vluchtgedrag vertoont. Dat is een overlevingsstrategie voor hem. Haar vader werd ook niet voor niets overgeplaatst naar de HIC aldus dochter. Haar moeder is kort geleden overleden en sindsdien gaat het slechter met haar vader. ‘Hij werkt nooit mee aan zijn behandeling omdat hij geen ziektebesef heeft’ aldus dochter. Na de val is de dochter gebeld. De toedracht van de val bleef echter onduidelijk. Haar vader heeft vervolgens 2 weken in comateuze toestand in het ziekenhuis gelegen. Zij heeft zelf veel moeite gedaan om te achterhalen wat er feitelijk was gebeurd maar heeft hierin geen medewerking van Pro Persona ervaren. Ook heeft zij persoonlijke aandacht hierin gemist. Voor de crisisopname was er al veel gebeurd met haar vader geeft zij aan tijdens de zitting.

Wel heeft ze na enige tijd contact gekregen met de ANIOS van de afdeling. Daar was ze blij mee.

 

Dochter is van mening dat er niet zorgvuldig en professioneel gehandeld is. Volgens de rapportage zou haar vader op de binnenplaats geweest zijn maar hij is gevonden op een buitenplaats. Ook staat hierin vermeld dat hij in prima stemming was. Twee uur later vindt het incident plaats. Hoe kan dit? De familie verwacht een duidelijke verklaring en excuses.

 

Verweerder begint zijn betoog met medeleven naar klager en zijn dochter over het leed dat heeft plaatsgevonden en de schade die daaruit is voorgekomen. Hij erkent dat hij eerder contact had moeten opnemen met de dochter. ‘Na het incident en de overplaatsing naar het ziekenhuis reed de trein hier weer door’, aldus verweerder. Hij heeft uiteraard wel aan de situatie teruggedacht en de ontwikkelingen in het ziekenhuis op afstand gevolgd maar hij erkent dat hij actiever had moeten zijn in het contact met de dochter.

Verweerder had dienst tijdens de opname van klager en heeft ingestemd met plaatsing op de medium care. Vlak na het opnamegesprek pakte klager zijn spullen en liep het pand uit. Met hulp van beveiliging en zijn dochter is klager weer teruggebracht. In de CBK is toen een crisisbeoordeling gedaan. Juist omdat er ernstig nadeel leek te bestaan en klager wegloopgedrag vertoonde, heeft verweerder toen besloten om hem op de HIC, de gesloten afdeling, op te nemen.

Ten aanzien van de klacht over gebrek aan toezicht verklaart verweerder dat opname op een HIC bepaald toezicht met zich meebrengt maar dat dit ook zijn grenzen kent. Met de HIC voorziening wordt geprobeerd te voorkomen dat cliënten in een separeer geplaatst worden. Waar mogelijk worden mensen op de groep gehouden. Alleen als het niet anders kan gaat iemand naar de separeer. Daar is er ook sprake van elektronisch toezicht. Verweerder zag geen reden om klager op te sluiten in een separeer. Wel was er sprake van een psychotisch toestandsbeeld.

Op de dag van het incident waren er 5 verpleegkundigen in dienst op de intensive care afdeling. Verweerder werkte die dag niet maar heeft in de rapportage teruggelezen dat klager een rustige indruk maakte. Verweerder heeft de beeldend therapeut gesproken. Zij had diezelfde ochtend rond 10.00 kennis gemaakt met klager. Daarna is het gissen wat zich heeft afgespeeld aldus verweerder. Rond 11.20 is klager gewond op de grond aangetroffen. Er is dus sprake van een korte periode waarin klager niet is gezien. Uitgaande van het aantal verpleegkundigen dat dagelijks werkzaam is op een afdeling ontkom je er niet aan dat een cliënt soms een half uur tot een uur niet in beeld is aldus verweerder. Er waren geen aanwijzingen dat er meer toezicht nodig was geeft hij aan.  

 

Verweerder benoemt nog dat de instelling het gebeurde als een calamiteit beoordeeld heeft en een extern onderzoek is gestart naar de toedracht. De familie is bij dit onderzoek betrokken. Dit rapport is nog niet beschikbaar. Dit was niet bekend bij de dochter van klager. Zij had zelf ook om zo’n onafhankelijk onderzoek gevraagd.

 

De dochter geeft ter zitting aan dat ze erg blij is met de woorden van verweerder. Deze aandacht en erkenning was hetgeen de klagers wilden horen. Op een vraag van de commissie geeft dochter aan dat er een schadevergoeding is gevraagd maar excuses en erkenning voor het gebeurde is waar de familie op wachtte. Daaraan is hiermee voldaan. Een bloemetje was ook nog netjes geweest vult dochter aan.

Zij merkt op dat (familie van) cliënten altijd te maken hebben met veel verschillende personen binnen een instelling. Dat is niet fijn. Ze heeft het idee dat behandelaren soms vergeten de informatie mee te nemen van de omgeving van een cliënt die hen al heel goed kennen.

Verweerder beaamt het belang van het horen van familie. Wel vraagt hij zich af of de situatie in dit geval anders gelopen zou zijn als er beter geluisterd was naar zijn dochter.

De dochter benoemt tenslotte dat ze bepaalde verwachtingen had bij de overplaatsing van medium care naar high intensive care. ‘Ik ging ervan uit dat mijn vader nu in goede handen was en niet meer zou kunnen vluchten zoals hij eerder deed in het ziekenhuis en bij een andere afdeling van Pro Persona’. Haar beeld kwam niet overeen met de realiteit hierin merkt zij tenslotte op.   

 

           

BEVINDINGEN VAN DE COMMISSIE

 

Ontvankelijkheid klacht en bevoegdheid commissie

Op grond van artikel 10.3 van de Wvggz kan een klacht worden ingediend bij de klachtencommissie over de nakoming van een verplichting of een beslissing op grond van de in dat artikel opgenomen bepalingen. Aangezien de klachten zijn gericht tegen de uitvoering van de verplichte zorg zoals bedoeld in artikel 8.9 Wvggz is de klacht ontvankelijk.

 

Gronden en overwegingen

Gelet op de ingebrachte stukken, de inhoud van de dossierstukken en het verhandelde ter zitting komt de klachtcommissie tot de volgende overwegingen.

Artikel 8:9 Wvggz bepaalt dat de zorgverantwoordelijke ter uitvoering van de (voortgezette) crisismaatregel en ter uitvoering van de zorgmachtiging een beslissing tot het verlenen van verplichte zorg niet neemt, dan nadat hij:

  1. zich op de hoogte heeft gesteld van de actuele gezondheidstoestand van betrokkene,
  2. met betrokkene over de voorgenomen beslissing overleg heeft gevoerd, en
  3. voor zover hij geen psychiater is, hierover overeenstemming heeft bereikt met de geneesheer-directeur.

 

Allereerst en meer in het algemeen overweegt de commissie dat verplichte zorg bij psychiatrische patiënten een ernstige inbreuk is op hun persoonlijke levenssfeer en/of lichamelijke integriteit. Deze inbreuk dient dan ook met de nodige waarborgen omkleed te zijn. Daarom worden er zowel op juridisch als op medisch gebied eisen gesteld aan het mogen toepassen van verplichte zorg. Op juridisch gebied moet verplichte zorg voldoen aan de gronden van de Wvggz en aan vormvoorschriften als vastlegging van het zorgplan en het uitreiken van een voldoende gemotiveerde schriftelijke kennisgeving van de verplichte zorg.

 

Klager is een [leeftijd] man bekend met een bipolaire stoornis. Klager is opgenomen wegens gemengde ontregeling met depressieve, manische en psychotische klachten. Klager klaagt over de uitvoering van de verplichte zorg. Klager vindt dat er te weinig toezicht op hem is gehouden nu hij een vluchtpoging heeft kunnen doen vanuit de kliniek waardoor hij ernstig fysiek letsel heeft opgelopen.

Klager wil excuses en schadevergoeding.

 

Verweerder geeft aan dat er ten onrechte van uit gegaan wordt dat verweerder verplichte zorg had moeten toepassen in de vorm van een toezicht maatregel. Dit is onjuist volgens verweerder. De Wvggz heeft als uitgangspunt dat verplichte zorg slechts als uiterste redmiddel mag worden toegepast en noodzakelijk, doelmatig, proportioneel en subsidiair dient te zijn (artikel 2:1 Wvggz). In beginsel mag (een specifieke vorm van) verplichte zorg niet worden toegepast als een crisismaatregel of een zorgmachtiging daartoe geen bevoegdheid verleent. Het omgekeerde geldt echter niet: als een crisismaatregel (of zorgmachtiging) de bevoegdheid geeft om (een specifieke vorm van) verplichte zorg te verlenen, betekent dit nog niet dat die verplichte zorg daadwerkelijk mag of zelfs moet worden toegepast. Toepassing van verplichte zorg is obligaat als zich in de praktijk daadwerkelijk een noodzaak om de verplichte zorg toe te passen voordoet. Dit volgt uit hoofdstuk 8 en artikel 2:1 van de Wvggz. Onder ‘toezicht’ als verplichte zorg in de zin van artikel 3:1 Wvggz verstaat de wetgever het uitoefenen van cameramonitoring of op andere elektronische wijze uitoefenen van toezicht bij het insluiten in een klinische setting, bijvoorbeeld bij agressief, zelfbeschadigend of suïcidaal gedrag. De toelichting bij de Regeling verplichte ggz vermeldt bovendien expliciet dat het hier gaat om cameratoezicht of ander elektronisch toezicht bij insluiting in een individuele ruimte. Bij klager bestond geen indicatie voor insluiting, en dus ook niet voor een toezicht maatregel zoals elektronisch toezicht c.q. cameratoezicht. Verblijf op de HIC en een beperking van de bewegingsvrijheid (een gesloten afdeling) volstonden. Dat neemt niet weg dat klager tijdens zijn verblijf op de HIC regelmatig is gezien. Bij de opname was klager agressief. Verweerder is hierop alert. Overdag waren er vijf verpleegkundigen op de afdeling. Uit de verpleegkundige voortgangsrapportages blijkt op 14 oktober 2021 dat klager rustig en vriendelijk is. De decursus van 15 oktober 2021, de tweede dag na de opname, vermeldt dat klager die ochtend rustig is en zijn medicatie inneemt. Zijn gedrag was die ochtend niet anders dan de dag ervoor. Tegen die achtergrond bestond er geen aanleiding om extra verplichte zorg bij klager toe te passen. Op de afdeling bestond als gevolg van zijn psychische gesteldheid op dat moment geen ernstig nadeel voor hemzelf of voor zijn omgeving die tot verdere verplichte zorg noopte. Er was dus geen reden om klager meer te observeren dan al gebeurde, laat staan om hem in te sluiten en toezicht maatregelen toe te passen. Aldus verweerder.

 

De commissie kan de inhoudelijke overwegingen van verweerder als passend en zorgvuldig kwalificeren. De communicatie omtrent de nazorg had beter gekund, de familie heeft zich niet gehoord gevoeld. De verplichte zorg voldeed aan alle eisen.

 

Op basis van bovengenoemde gronden acht de klachtencommissie de klacht ongegrond.

 

Schadevergoeding is niet aan de orde, nu de klacht ongegrond verklaard is.

 

Uitspraak

De klachtencommissie verklaart de klacht ongegrond.

 

Beroep

Klager, vertegenwoordiger of de zorgaanbieder kan door middel van een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift bij de Rechtbank Gelderland beroep instellen tegen onderhavige uitspraak van de klachtencommissie. De termijn voor het indienen van een verzoekschrift bedraagt zes weken na de dag waarop de beslissing van de klachtencommissie aan de betrokkene is meegedeeld.

 

 

Aldus besloten te [locatie], 7 februari 2022

namens de Wvggz klachtencommissie,

i/o

 

[voorzitter]

Voorzitter Wvggz Klachtencommissie

Aantal bladzijden: 5